Skip to main content

Klik op de tekening voor een vergroting.

Verzet in Oldemarkt

Dit is het waargebeurde verhaal van de familie Lubberts uit Oldemarkt en Ja’akov en Beckel Adles, in Nederland bekend als Jacques en Betsy en hun dochtertje Jacqueline.

Het is eind 1944. De hongerwinter is in volle gang en er heerst voedseltekort. Zeker als je als gezin nog extra monden hebt te voeden. Hongerige monden van onderduikers. Ook voedselbonnen zijn schaars. Het gezin van Taeke en Ymie Lubberts uit Oldemarkt telt zeven kinderen. Ze hebben al twee onderduikers opgevangen. Piet verblijft in de schuur en Riek op een kamertje boven, onder het schuine dak. Aan Riek kun je echt zien dat ze Joods is, ondanks dat ze haar haren rood heeft geverfd. Ze zijn niet getrouwd en slapen daarom in aparte ruimtes.
Taeke is onderwijzer op de lagere school in Oldemarkt. Nadat hij op het station van Leeuwarden en Steenwijk heeft gezien dat de Joden worden afgevoerd, gaat hij in het verzet. Zowel hij als Ymie brengt illegale kranten rond, met gevaar voor eigen leven. De knokploeg waar hij bij zit heeft het kantoor waar de voedselbonnen worden uitgegeven overvallen. Nu zorgen Taeke en Ymie ervoor dat de bonnen worden uitgedeeld. En ze zorgen dat de bemanningen van neergeschoten vliegtuigen uit Engeland en Amerika een veilig onderkomen krijgen. Ze weten wat hun lot is als ze door de Duitsers worden gesnapt. De kogel ...

Taeke fietst in het donker naar een klein boerderijtje in Blesdijke. Daar zitten onderduikers die een andere plek moeten krijgen. Maar waar? Deze onderduikers zijn op een koude dag van Steenwijk naar een herberg in Witte Paarden gelopen. Vandaaruit zijn ze met paard en wagen naar Gerard en Marie in Blesdijke gebracht. Ze zaten goed bij Marie en Gerard, maar de pastoor maakte bezwaar. Ze kunnen daar niet blijven …
Taeke klopt vijf keer kort op de achterdeur van het afgelegen huis van Gerard en Marie. Na een paar minuten gaat de deur op een kier open.
      ‘Ík ben het Gerard,’ zegt Taeke. ‘Ik kom praten over de opvang van jullie onderduikers.’
Gerard doet de deur half open en laat Taeke binnen. In de keuken zitten een man en een vrouw met een van spanning vertrokken gezicht.
      ‘Dit zijn ze,’ zegt Gerard. ‘Jacques en Betsy en hun baby Jacqueline … Ze moeten hier weg. Zo snel mogelijk. Maar waar naar toe?’
Betsy kijkt angstig op.
      ‘Dit wordt het zoveelste onderduikadres,’ fluistert ze. ‘Steenwijk, Giethoorn, Wetering, Meppel, Blesdijke en nu dan? Wanneer houdt het op? Ik ben zo bang …’

Taeke wrijft in zijn ogen. Het is vroeg in de ochtend, de zon is nog niet op en hij draait zich in bed om naar zijn vrouw.
      ‘Er komen er nog drie bij,’ fluistert hij tegen Ymie. ‘Vandaag twee en vannacht de derde. Ik weet dat we weinig plek meer hebben, maar het moet. Ik kon geen andere plek voor ze vinden, we moeten ze zelf opnemen.’
Ymie zucht onhoorbaar.
      ‘Natuurlijk doen we dat,’ zegt ze half wakker. ‘Al weet ik echt niet meer waar ik deze onderduikers moet laten. Weet je al wie het zijn?’
Taeke knikt.
      ‘Jacques Alder met zijn vrouw Betsy en baby Jacqueline. Ik ben vannacht in Blesdijke geweest. Ze zitten daar op zich goed, maar kunnen er niet blijven. De pastoor heeft bezwaar gemaakt. We hebben gezocht naar een andere oplossing maar die was er niet. Betsy en haar baby worden straks gebracht met paard en wagen. Jacques komt vannacht. Het valt teveel op als ze samen reizen.’
Taeke wrijft over zijn stoppelige kin.
      ‘Het was dus niet gelukt om een andere plek voor ze te zoeken,’ fluistert Ymie. Ze denkt even dat ze een van hun kinderen hoort. Ook Taeke is even stil, maar als duidelijk is dat niemand hen kan horen gaat hij verder.
      ‘Piet, in de schuur, moet een stukje opschuiven. Daar kan onze nieuwe man wel bij. Betsy kan dan met haar baby boven slapen, bij Riek. Betsy heet Tine. In haar gestolen persoonsbewijs staat dat ze Hendrika Christina heet, in ieder geval geen Joodse namen! Dus ze kan als evacuee hier bij ons blijven.’
Ymie zucht.
      ‘Soms ben ik zo ontzettend bang,’ zegt ze. ‘We nemen al zoveel risico. Bang wat de Duitsers ons aan zullen doen als ze merken dat we onderduikers in huis hebben. Bang voor wat ze onze kinderen aan gaan doen. Bang omdat je in de knokploeg zit. Bang om gesnapt te worden bij het verspreiden van het illegale krantje of de voedselbonnen. Bang voor verdikkeme alles. Dag en nacht leven we in angst!’
      ‘Wil je dat ik dit afzeg?’ vraagt Taeke ongerust.
Ymie schudt haar hoofd.
      ‘Nee, natuurlijk niet. Het lot van deze mensen is nog onzekerder dan dat van ons. De Duitsers willen ze naar werkkampen hebben. Ammehoela, dat gelooft toch niemand niet meer?’
Taeke omarmt zijn vrouw.
      ‘Ik haal Betsy niet zelf op. Jacques ook niet. Ik neem echt geen risico’s. Wie moet anders de voedselbonnen regelen voor de onderduikers? Dat is mijn taak. Niet alleen voor hier, ook voor Giethoorn en omstreken.’
Ymie zucht.
      ‘Onze taak is belangrijk nu. Hoe lang gaat dit nog duren? Het voedsel is schaars en de winter is afschuwelijk. Ik heb nog nooit zo’n extreem koude winter meegemaakt. Eten is amper te krijgen, dus ik weet echt wel waar je voor knokt. Ik vind het te lang duren, we zijn al bijna vijf jaar in oorlog. Alle Joden zijn vervolgd en diegenen die er nog zijn proberen we onderdak te geven. Wat gewoon niet altijd lukt. Ik vind dat we dit gezin op moeten vangen. Hoe dan ook, waar dan ook.’
Even is Ymie stil.
      ‘We moeten de kinderen inlichten,’ zegt ze. ‘Oom Jacques en zijn vrouw  komen met hun kindje logeren. Ik zorg dat de slaapplaatsen in orde worden gemaakt.’

Die ochtend ratelt er een kar door de Hoofdstraat van Oldemarkt. Op de kar zit een man uit het verzet, maar niemand die weet dat hij in het verzet zit. Naast hem zit Betsy, oftewel Tine, met haar baby Jacqueline en hun twee koffers. Meer bagage hebben ze niet. Veel wordt er niet gesproken, de spanning is om te snijden. Ze rijden iets voorbij het meestershuis dat precies tegenover de christelijke lagere school staat. Betsy wordt achterom geleid. Achter het huis langs en langs de schuur waar Piet de onderduiker zich stilhoudt. Taeke doet de achterdeur open.
      ‘Kom snel binnen,’ zegt hij met zachte stem. 'Tine, je bent een evacuee uit Arnhem, oké?'
Betsy knikt en glipt naar binnen. Ymie staat in de keuken en heeft een kind op haar heup. Aan tafel kijken zes jonge kinderen naar de nieuwkomster.
      ‘Dit is tante Tine, oom Jacques komt morgen. Jullie houden je mond verder, begrepen?’
Elk kind knikt. Er volgt geen uitleg. De kinderen weten dat ze moeten zwijgen over de onderduikers in huis. Ze eten zwijgend verder van hun armzalige portie pap.

Het schemert buiten. In Blesdijke sluipen Gerard en Jacques naar buiten. In het donker is het lastig om door de velden naar de weg te lopen. Hoog in de lucht hoort Jacques een vliegtuig. Een Duitse bommenwerper, denkt hij. Stijf van angst loopt hij door het veld richting de weg. Als ze maar niet gesnapt worden! Op de afgesproken plaats staat een man klaar met een fiets aan zijn hand. Hij brengt hem naar Oldemarkt, al weet Jacques zelf op dat moment nog niet waar hij heen gaat. Jacques geeft Gerard een hand en zonder verder iets te zeggen stapt hij achterop de fiets. De rit verloopt moeizaam. En langzaam. Pas na een hele tijd ziet Jacques in het donker een rij huizen opdoemen. Uiteindelijk rijden ze met de fiets een paadje tussen twee woonhuizen door. Ze stappen af en de man brengt Jacques naar een achteringang van een huis. Jacques opent de deur en daar staat Betsy in de gang, met baby Jacqueline in haar armen. Hij heeft geen flauw idee waar hij is, maar het voelt als thuiskomen. Ze zijn veilig. Althans voor nu …

Bronvermelding:  
Meer dan tweehonderd mensen dankten hun leven aan de inzet van Taeke en Ymie Lubberts, waaronder ruim vijftig Joden. Jacques heeft rond 1990 zijn memoires in het Ivriet opgeschreven. In 2019 zijn deze in het Nederlands vertaald en uitgegeven met als titel ‘Van droefheid naar vreugde, Van Hitlers duisternis naar het zonlicht over de Karmel’. Het boek is in 2022 bewerkt en uitgegeven onder de titel ‘Toen het gevaarlijk werd aan de Nieuwe Keizersgracht’. Het beschrijft zijn vlucht uit Neurenberg in 1933 tot de aankomst in Haifa in 1949, Israël. Uitgeverij Toetssteen.
(Met dank aan Harma Prinsen-de Vroome van de werkgroep Geschiedenis Steenwijker Joden van de Historische Vereniging Steenwijk)

Luisterverhaal

Klik op de play knop om het verhaal te beluisteren.

Dit verhaal is voorgelezen door:

IJsbrand Scholten

Lesbrieven

pdfVerzet in Oldemarkt

Bekijk ook dit filmpje: Wat was het verzet in de Tweede Wereldoorlog? Het klokhuis:  https://www.youtube.com/watch?v=ZonPRyU43YA 

Linkjes