Skip to main content

Klik op de tekening voor een vergroting.

Bevrijding - Kallenkote

Waargebeurd verhaal van de familie Klasens die op de Kallenkoterallee woonden, en niet in Kallenkote zelf.

Kallenkote, 13 april 1945

‘De Canadezen komen! Ze zijn er eindelijk! Ik hoorde het van de buurman.’
Harm kijkt zijn vrouw aan. Gisteren was de bevrijding van de Eesveense weg en nu is Kallenkote aan de beurt. Zou de oorlog dan bijna afgelopen zijn? Gespannen pakt Harm zijn vrouw Geesje vast. Echt opgelucht voelt hij zich nog niet. Het lijkt ook zo onwerkelijk allemaal. De angst voor de Duitsers zit er goed in. Van buiten klinkt het geluid van rijdende tanks en jeeps.
      ‘Hoor je dat Hillie?’
Harm tilt zijn anderhalfjarige dochtertje op en kijkt uit het raam.
      ‘Kijk Geesje,’ zegt hij, ‘jeeps!’
Hij draait zich naar Opoe en Opa.
      ‘Ik kan het amper geloven,’ zegt Opa.
Opoe zegt niets. Gespannen tuurt ze door het raam. Ondanks dat ze met haar eigen ogen ziet dat het geen Duitsers zijn die voorbij denderen maar Canadezen, is ze nog steeds angstig. De schrik zit er zo goed in, dat gevoel raakt ze niet zomaar kwijt. En dat geldt voor de hele familie.
Opoe en Opa Eenhoorn zijn geen echte grootouders, al voelt dat wel zo. Ze zijn evacués uit het westen van het land. De Duitsers hadden hun huis in 1942 in beslag genomen en dus stonden Opoe en Opa opeens op straat. Na een lange en spannende reis kwamen ze bij de familie Klasens aan, waar ze nu al twee en een half jaar noodgedwongen wonen. Ze zijn als familie voor elkaar geworden.
      ‘Canadezen,’ zegt Opa zacht. ‘Laten we maar gaan kijken.’
Iedereen haast zich naar buiten. Zware tanks rijden voorbij met lachende Canadezen erop. Stilzwijgend kijken ze naar de stoet. Harm voelt geen opluchting of blijdschap. Hij voelt zich eerder gespannen en angstig. Want waar zijn die verdraaide Duitsers? Zijn ze op de vlucht geslagen of wordt er straks toch weer geschoten?
Harm denkt terug aan de dag dat Hillie haar eerste verjaardag vierde, 13 oktober 1943. Een dag die blij had moeten zijn. Opoe had een lappenpopje genaaid en Geesje had van oude wol een vestje gebreid. Ingrediënten voor een taart waren er niet. Ondanks alles had het een feestelijke dag kunnen zijn. Maar juist over die dag hing nu een donkere schaduw. Een schaduw met een gitzwarte rand. Want op die dag werden er zes jonge mannen doodgeschoten door de Duitsers. Voornamelijk uit wraak. Zonder pardon of een proces werden ze in Kallenkote op een zandpad gezet. En afgeknald … Harm rilt bij de gedachte. Hij zal het nooit meer vergeten.
      ‘Hoe lang zou het duren voor heel Nederland bevrijd is?’ vraagt Opa.
      ‘Dat kan nooit lang meer duren,’ zegt Harm. ‘Dat hoop ik in ieder geval. Ze gaan nu via Steenwijk naar Thij, Steenwijkerwold en Oldemarkt. En dan verder naar het Noorden en het Westen. Dat vertelde de buurman.’
De Canadezen zijn in een vrolijke stemming. Eentje tilt Hillie zelfs op en draagt haar op zijn arm. Maar Harm kan zijn gevoel van onbehagen niet kwijtraken.


Die avond zitten ze met gemengde gevoelens bij het schaarse licht van een olielamp aan tafel. Elektriciteit hebben ze niet meer. Zoals er zoveel niet meer is. Alles is schaars en in de meeste delen van het land heerst er hongersnood. Veel heeft de familie Klasens ook niet, maar met de voedselbonnen hebben ze net voldoende. Hout om de woning warm te stoken is er gelukkig nog wel, ze wonen immers vlakbij het bos. Slappe kopjes surrogaatkoffie staan op tafel te dampen. Buiten is het stil. Geen geluiden van stampende en schreeuwende moffen. Geen geluiden van gevecht en geen luchtalarm. De oorlog heeft zo lang geduurd dat het heel onwerkelijk is dat de Duitsers nu opeens weg zijn. Ze beseffen het nog niet helemaal. De stilte lijkt oorverdovend. Maar dat duurt niet lang.
Voetstappen klinken op de weg, gevolgd door de deurbel die luid klingelt. Geschrokken springen ze alle vier overeind. Vanuit een achterkamertje begint Hillie te huilen en Geesje rent angstig naar haar dochtertje. Opa en Opoe schuifelen gespannen naar de achterste hoek van de woonkamer, met een angstig kloppend hart. De bel schelt nog een keer. Ze horen niet het angstaanjagende woord “aufmachen!”, wat openmaken betekent. Maar er staat toch echt iemand voor de deur die naar binnen wil. Met de schrik in zijn lijf doet Harm de deur op een kier en gluurt de donkere nacht in. Dan spoelt er toch een golf van opluchting door hem heen. Er staan geen angstaanjagende moffen voor de deur, maar twee jonge Canadezen.
      ‘Wie zijn het?’ vraagt opa gespannen.
Harm doet de deur wagenwijd open.
      ‘Goed volk,’ zegt hij geruststellend.
Met handen en voeten maken de twee jonge mannen duidelijk dat ze een slaapplek zoeken. Geesje komt met een snikkende Hillie de keuken in. Zelf zou ze ook wel kunnen huilen, maar dan van opluchting. Voor Bert en Roy, want zo heten ze, worden slaapplaatsen gemaakt. De schrik, die er goed in zit, verdwijnt langzaam.

Bert en Roy blijven een poosje. Ze brengen allerlei spullen mee. Zoals sigaretten, kauwgom, chocolade en zeep. Zeep is erg schaars en steeds als Geesje gevraagd wordt om een overhemd van een van de jongens te wassen, krijgt ze daar een heel stuk zeep voor. Iets wat ze eigenlijk veel te veel vindt, maar Bert en Roy geven het haar toch. Zoveel zeep bij elkaar is een ongekende luxe. Er ontstaat een goede band met de jongens. Na een tijdje gaan ze weer weg en vangen Harm en Geesje andere Canadezen op. Ook al is Steenwijk bevrijd, in grote delen van Nederland is het nog steeds oorlog. Maar een paar weken later is het na vijf zware jaren zover. Hitler heeft zich overgegeven en is verslagen. Harm en Geesje, die de kinderwagen met Hillie duwt, Opoe en Opa zijn naar Steenwijk gelopen. Op de markt is het druk, er heerst een opgewonden stemming. Nederland is bevrijd! Pas als een muziekkorps het Wilhelmus speelt beseft Harm dat het echt afgelopen is. Ze zijn vrij! Eindelijk voelt hij de laatste spanning van zich afglijden.

Op 13 juni 1945 krijgen Harm en Geesje post. Een brief van Bert en Roy! Het is een brief om ze te bedanken en te vertellen hoe het met ze gaat. Geesje lacht.
      ‘Ik heb nog steeds zeep genoeg,’ zegt ze. ‘Volgens mij hoef ik een half jaar lang geen zeep meer te kopen!’
De maanden verstrijken. Nederland krabbelt langzaam weer op. In augustus is het voor Opoe en Opa tijd om terug te gaan naar hun eigen huis. Terug naar hun oude leven, hun vrijheid tegemoet. Maar de banden tussen de twee families blijven voor altijd bestaan.

 

Luisterverhaal

Klik op de play knop om het verhaal te beluisteren.

Dit verhaal is voorgelezen door:

Juune Kooiker

Lesbrieven

Linkjes