- Verhalen groep 1/2
- Praten met je handen
- Gevangen in een onbekende taal
- Spelletjesdag
- Vogelvrij
- Verhalen groep 3/4
- Een mandje vol liefs
- Willemsoord wezenoord
- Anders zijn
- Mantelzorg
- Verhalen groep 5/6
- Kunstbunker Paasloo
- Bevrijding - Kallenkote
- Vluchten voor je leven
- Het beleg van Steenwijk
- Verhalen groep 7/8
- Door het oog van de naald
- In de bijstand
- Verzet in Oldemarkt
- In de onderduik
- I have a dream
Klik op de tekening voor een vergroting.
Kunstbunker Paasloo
Mei 1942
Er werd hard gewerkt in de bossen van Paasloo. Tussen de 120 en 130 man waren van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat aan het werk om een bunker te bouwen. Niet zomaar een bunker, maar een kunstbunker. Met muren van 4,5 meter dik en een koepeldak van 9 meter dik van gewapend beton was het een uitzonderlijk project. Uitzonderlijk, want Duitsland en Nederland werkten op de één of andere manier samen, en dat in oorlogstijd.
Het verhaal van Immy Prins begint op 17 april in 1942.
De zon scheen en het was lekker warm voor de tijd van het jaar. Immy speelde bij haar vriendin Riekie bij hotel Gelderingen. Zelf woonde ze een eindje verderop richting de landerijen. Ze sprongen touwtje en maakten met de hak van hun schoen een kuiltje in het zand om te knikkeren. Vogels floten en voor de rest hoorde je alleen de dorpsgeluiden, het geratel van vele karren die op en neer reden en een paar kwajongens die achter een bal aan holden. Maar ineens werd de rust op een andere manier verstoord. Eerst klonk er een zacht gebrom. Het kwam van ver. Het geluid zwol aan en kwam steeds dichter en dichterbij.
‘Wat zou dat zijn?’ vroeg Immy aan Riekie.
Ze stopten met spelen en bleven roerloos staan luisteren hoe het gebrom steeds luider werd.
‘Zullen we naar binnen gaan?’ vroeg Riekie nog, maar Immy schudde haar hoofd.
‘Nee, ik wil kijken,’ zei ze, ‘ik wil weten wat het is.’
‘Maar misschien zijn het de Duitsers,’ piepte Riekie.
Op dat moment kwam er een karavaan vrachtwagens aan. Niet één, niet twee vrachtwagens, maar wel tien! Ze reden voorbij en sloegen direct linksaf, richting het Patronaat achter de kerk. Daar stopten ze. Immy en Riekie gluurden voorzichtig om de hoek van de muur.
‘Het zijn geen Duitsers,’ zei Immy.
Uit de vrachtwagens stapten mannen met rode jassen en witte handschoenen. Ze maakten de laadbak open en haalden er in linnen verpakte pakketten en rollen uit. Uiterst voorzichtig brachten ze hun vracht één voor één het Patronaat binnen.
‘Wat zou erin zitten?’ vroeg Riekie.
Immy haalde haar schouders op.
‘Geen idee,’ zei ze, ‘of zou het iets met die Kunstbunker te maken hebben, die ze in het bos verderop gaan bouwen?’
Toen Immy een paar weken later uit school kwam, stond haar een verrassing te wachten. Twee mannen in blauwgrijze pakken met witte sjerpen zaten aan de keukentafel. Moeder schilde een flinke pan aardappelen.
‘Deze heren zijn sinds vandaag bij ons ondergebracht,’ zei ze. ‘Ze slapen op jouw kamer, jij kunt in de bedstee.’
Verbaasd keek Immy de twee mannen aan.
‘Zijn ze Duits?,’ fluisterde ze zo zacht als ze maar kon.
Eén van de mannen begon te lachen.
‘Nee hoor,’ zei hij, ‘we zijn net zo Hollands als jij.’
‘Waarom zijn jullie hier?’ vroeg Immy.
‘Niet zo nieuwsgierig,’ vermaande haar moeder. ‘Hup, ga de kippen maar voeren.’
Nou, lekker dan, dacht Immy. Word ik zomaar mijn kamer uitgejaagd. Mopperend liep ze naar de stal om een emmer voer te halen. Maar eigenlijk had Immy al een idee waarom deze mannen hier in het dorp waren. Ze had geruchten gehoord over de Kunstbunker. Daar kwam heel veel kunst in… en die moest bewaakt worden. Dus als ze het goed begreep, hadden ze bewakers in huis.
In Paasloo werd ondertussen doorgewerkt aan de enorme bovengrondse bunker. Ruim een half jaar voordat het gebouw klaar was, werden de eerste kunstwerken daar al onder gebracht. Het koepeldak dat minstens 9 meter dik moest worden, was toen pas een halve meter dik. Toch was de Kunstbunker in deze fase al een veiligere plek dan het Patronaat. De twee mannen die bij hen thuis waren ondergebracht waren marechaussees, bewakers van de kunst.
Op een ochtend, na het voeren van de kippen en vlak voordat Immy naar school moest, riep moeder haar. Ze stond in de keuken druk te boenen op de witte sjerpen van de marechaussees. Deze spierwit krijgen was een lastig taakje, omdat zeep schaars was.
‘Immy, ik heb een taak voor je,’ zei ze.
Met de rug van haar hand veegde ze het zweet van haar voorhoofd.
‘De bakker was vanmorgen te laat,’ zei ze zuchtend, ‘en nu zijn die bewakers naar de bunker zonder brood. Ik heb een pakketje voor ze gemaakt, wil jij dat even brengen?’
‘En wat als ik te laat op school kom?’ mompelde Immy.
Maar haar moeder drukte het pakketje al in haar handen en zei: ‘Dan fiets je maar wat harder!’
Immy fietste vanaf hun huis op Gelderingen linksaf, bij de kruising naar rechts en zo het zandpad van de Molensteeg op. Het zand was mul en het was zwaar fietsen. Het verse brood in haar mandje rook wel heel erg lekker. Ze stak de weg over en boog af naar links. Tussen de bomen was het imposante gebouw van de Kunstbunker al te zien. Ze fietste de oprijlaan op. Zo dichtbij was ze nog nooit geweest. Ze had met haar broers weleens stiekem bij de bouw gekeken, maar ze waren al snel weggejaagd. Ze stapte af en liep het laatste stuk naar het enorme gebouw. Het was rond en hoog en er stond een spreuk op die ze niet kon lezen. Ook stonden er twee leeuwen op. Ze wist wel dat het de leeuwen van Nederland waren. Ze liep om het gebouw heen naar de toegangspoort naast het woonhuis. Daar stonden de marechaussees in het halletje.
‘Immy!’ riepen ze hartelijk. ‘Kom jij ons brood brengen? Daar zijn we heel blij mee.’
Immy overhandigde hun het pakketje.
‘Wat een groot gebouw,’ zei ze vol ontzag. ‘Zit hier echt kunst in?’
De mannen knikten.
‘Kunst is belangrijk,’ zei één van hen, ‘die moet beschermd worden tegen de bommen.’
‘Maar,’ zei Immy aarzelend, ‘de Duitsers hebben dit toch goed gevonden? Dat deze bunker gebouwd werd? Waarom stalen ze de kunst niet gewoon?’
Dit soort vragen had ze van haar ouders nooit mogen stellen. Maar ze kreeg wel antwoord.
‘De Duitsers zijn er heilig van overtuigd dat ze deze oorlog gaan winnen,’ zei één van hen, ‘dus op deze manier beschermen ze datgene wat ze later van ons zullen pikken. Maar heb je de woorden gezien die vlak boven de koepel staan?’
Immy knikte.
‘Wel gezien, maar ik kan het niet lezen. Ik weet wel dat die twee leeuwen het wapen van Nederland zijn. En niet van Duitsland.’
‘Slimme meid,’ zeiden de mannen. ‘Die spreuk betekent: “Ik zal handhaven”. Eigenlijk is het een daad van verzet dat die spreuk erop staat.’
Immy had een diepe frons tussen haar ogen.
‘Dus wij geven niet op!’ riep ze. ‘Wij zullen deze oorlog overwinnen! En niet de Duitsers!’
En met die gedachte sprong ze op haar fiets en racete naar school.
Dit was het verhaal van Immy Prins. Zij heeft op 15 september 1942 de vrachtwagens zien aankomen bij het Patronaat. Daar zag ze de Piccolino’s, de mannen die de kunst uit de vrachtwagens haalden. Of ze inderdaad rood met witte kleding aan hadden, kunnen we niet met zekerheid zeggen. Misschien was het in haar herinnering zo, misschien was het waar. Dat is iets waar tot op de dag van vandaag nog geen duidelijkheid over is. Immy was destijds elf of twaalf jaar oud.
Schrijfster Daniëlle Schothorst: Het verhaal ‘Kunstbunker Paasloo’ kon ik niet schrijven zonder hulp van drie belangrijke mensen. Met dank aan Anita Prins, de dochter van Immy Prins, voor het vertellen over de herinneringen van haar moeder. Ook dank ik Liesbeth Hermans, lid van de Historische Vereniging van Steenwijkerland en Bert Meijerink, de expert over de Kunstbunker. Zijn website over de Kunstbunker vind je onder de linkjes. [kunstbunkerpaasloo.nl]
Luisterverhaal
Klik op de play knop om het verhaal te beluisteren.

Dit verhaal is voorgelezen door: